dierenrijk |
Animalia |
rijk |
Chordata |
stam |
Vertebrata |
klasse |
Mammalia |
orde |
Carnivora |
familie |
Canidae |
geslacht |
Canis |
soort |
Canis
Lupus Iyacaon |
verspreiding |
Oost-Europa,
Spanje, Italië, oostwaarts tot India, Rusland, Noord-Amerika en Mexico |
habitat |
toendra,
steppe, open bebost terrein, bos, gebergte, moeras en woestijn |
lengte |
97
tot 195 cm |
voedingsgewoonte |
vleeseter,
maar eet ook vruchten en insecten |
sociale
structuur |
vormt
troepen, geleid door de sterkste, paartje is trouw aan elkaar |
geslachtsrijp |
reu
met 3 jaar, teef met 2 jaar |
draagtijd |
61-63
dagen |
aantal
jongen
per worp |
3
- 8 |
geboortegewicht |
300
- 500 gram |
gewicht |
18
tot 70 kilo |
schofthoogte |
60
tot 90 cm |
vachtkleur |
wit,
creme, donker bruin, gelig, roodachtig, grijs en zwart |
leeftijdsverwachting |
8
tot 16 jaar ( max. 20 jaar in gevangenschap ) |
Zwarte
wolf in het ochtendgloren van de Mongoolse Altaj.
|
|
Zintuigen
Een
wolf kan tot zo'n 3 kilometer ver nog geluiden waarnemen. Het gehoor is
dan ook vele malen beter ontwikkeld dan bij de mens. Ze nemen zeer hoge
tonen waar. 's Nachts jagen ze dan ook voornamenlijk op het gehoor en
reuk.
De reukzin is voor de wolf het belangrijkste zintuig; ze kunnen een prooi
van verre afstand al ruiken, of diens geurspoor volgen. Uit de geur weet
de wolf meestal al af te leiden om wat voor een dier het gaat en of het
gezond of ziek is. Wolven gebruiken zelf hun afscheidingsgeur om te communiceren
en herkenbaar te zijn voor leden van de troep.
Het zicht van een wolf is goed; zijn zichtsveld is een hoek van 270 graden
( bij een mens is dat 100 ) en hij kan binoculair zien, oftewel het met
beide ogen scherpstellen op een punt vlak voor hem. Het bijzondere aan
de ogen, hetgeen het altijd goed doet in griezelfilms, is dat hij een
laag achterin zijn gele ogen heeft: het tapetum lucidum. Die laag versterkt
het licht. Daardoor gloeien de ogen als het bijna donker is.
|
Troepen
Wolven
zijn zeer sociale dieren. Ze leven in troepen, die meestal uit 10 à
20 leden bestaat. Het voornaamste doel is jagen. Een roedel goed samenwerkende
wolven kan grotere en sterkere dieren dan henzelf de baas. Een troep is
altijd hiërarchisch: het sterkste paartje, het alfapaar, leidt de troep.
Alleen zij zullen zich voortplanten binnen de troep. Vaak bestaat de troep
uit hun nakomelingen, nog niet volgroeide wolven, die hun leiders volgen
tot ze oud genoeg zijn om de troep te verlaten en het zogenaamde bètapaar.
Wel helpt elk lid bij het voeden en grootbrengen van jongen. Een paartje
is dat in principe ook voor het leven.
Het alfamannetje heeft de leiding bij de jacht, verdedigt de troep bij gevaar
en houdt de anderen op hun plek. Die kunnen door lichaamshouding en gezichtsuitdrukkingen
aangeven aan de leider dat ze onderdanig zijn:
- |
Het
alfamannetje heeft de staart omhoog en het lagere dier heeft de staart
tussen de poten en de oren plat. |
- |
Het
lagere dier maakt zich klein, of gaat zelfs op zijn zij liggen. |
Als een lager dier zijn hoektanden ontbloot in een agressieve snauw, dan
is dat om het alfamannetje te tarten, die op zijn beurt kan reageren met
een fellere snauw, of hem met een flinke beet afstraffen.
Als
een wolf oud, ziek of gewond is dan wordt hij uit de groep verstoten. Vaak
gaan de troepleden teder met elkaar om, maar niet sentimenteel, dus voor
een dergelijke wolf is geen plek.
|
Territorium
Elke
troep heeft zijn eigen afgebakende territorium, waarbinnen zij jagen en
hun jongen grootbrengen. De grootte is afhankelijk van de hoeveelheid
voedsel dat er te vinden is, en variëert dan ook van 100 tot 10000
vierkante kilometer. In het nidden is de verzamelplek. De grenzen worden
regelmatig geïnspecteerd en opnieuw door het alfamannetje met urine
gemarkeerd. De manier om andere wolven al van ver te waarschuwen dat zij
hun territorium naderen, is huilen, hetgeen tot op 10 kilometer nog te
horen is. Mocht een andere troep toch binnendringen, dan zal er fel gestreden
worden.
In tijden van overvloed worden de grenzen meestal wel gerespecteerd, maar
in tijden van schaarste gaan troepen elders voedsel zoeken en zijn dan
sneller geneigd de grens van het territorium van een andere troep te overschrijden.
Binnen het territorium gebruiken wolven vaste routes, die strategische
punten met elkaar verbinden.
|
Jagen
Wolven
jagen zowel bij licht als in het donker. Leden van de troep werken daarbij
samen. Elk dier heeft zijn talenten; de een is een goede spoorvolger,
de ander tactisch erg sterk. Als geheel zijn ze in staat om grote dieren
te verschalken. Wolven besteden veel tijd aan het zoeken naar voedsel.
Een jacht kan dan ook uren duren. Toch mislukt de poging negen van de
tien keer. Wolven proberen dan ook een zo groot mogelijk dier te pakken,
zodat de hele troep weer een tijd te eten heeft.
De tactiek is meestal: eerst besluipen, verspreiden en dan aanvallen.
Als er meerdere dieren zijn proberen ze die uit elkaar te drijven, waarna
de zwakste omsingeld en neergehaald wordt en met een nekbeet gedood.
*
Informatie
afkomstig uit de publicaties:
- Dieren in het wild: Wolven, door Jen Green ISBN 90-5426-203-6
- Wolven, diverse websites
Wolvenmeester
Mongoolse
magiërs begonnen al in de achtste eeuw met onderzoek naar nieuwe
varianten op de gangbare stromingen in de magie. Eén van de meest
succesvolle daarvan was een aanpassing van de zwartste vorm van magie:
necromantie.
De Mongoolse tovenaars werden meesters in het uit de dood doen opstaan
van mensen, maar vooral dieren. Paarden en wolven werden het meest gebruikt.
De ondode wezens kwamen door de magie volledig onder de controle van de
necromantiër. Huid en haar van de ondode wezens werden zwart en de
ogen rood door het necromantische proces. Daarnaast was het opgestane
wezen groter, sterker en sneller dan toen het nog geleefd had, terwijl
het wel zijn vaardigheden en eigenschappen behield.
Wolven bleken de ideale wezens te zijn om te gebruiken voor de dierlijke
necromantie. Ze zijn snel en sterk (zeker in de ondode vorm) en werken
goed samen. Een roedel wolven, onder leiding van een necromantiër,
was in staat tot zeer ingewikkelde tactische aanvallen. En de aanblik
van een troep Zwarte Wolven deed menige tegenstander direct op de vlucht
slaan.
In de twaalfde eeuw telde de Gouden Horde enkele tientallen zogenaamde
Wolvenmeesters, necromantiërs, omringd door een roedel Zwarte Wolven.
Deze magiërs werden niet alleen door hun vijanden, maar zelfs door
hun eigen legers gevreesd. De Khans maakten gretig gebruik van de sterke
Wolvenmeester-eenheden, die zeker in het open veld vrijwel onverslaanbaar
waren.
Wolvenmeester
Cheng-Kuan keert terug over het Altaj-gebergte, nadat zijn roedel zwarte
wolven het opstandige Novosibirsk succesvol heeft overvallen en als brandende
waarschuwing heeft achtergelaten.
Xtulo
en zijn Zwarte Wolven
Na
de val van Arkona trok Xtulo del Dorea, één van de weinige
zwarte magiërs die de slag om Rügen overleefd had, naar het
oosten, op zoek naar de legendarische Wolvenmeester Saida Ghar. Diep in
de wouden van Hongarije spoorde hij Ghar en zijn troep op. Hoe het Xtulo
gelukt is blijft een mysterie, maar de magiër van Dorea werd door
Ghar als zijn leerling geaccepteerd. Naar verluid onderwees de Mongoolse
meestermagiër hem, naast de dierlijke necromantie, ook in de kunst
van beheersing en desacralisatie.
In het jaar dat Xtulo gebruikte om van Hongarije naar de Nederlanden te
trekken verzamelde hij een indrukwekkende schare Zwarte Wolven om zich
heen. Zijn reputatie als een machtige en gevaarlijke Wolvenmeester was
dan ook al tot diep in de Christenheid doorgedrongen toen hij Westerwijtwerd
bereikte.
Xtulo
del Dorea, temidden van enkele ondode wolven.
* Normale tekst
is feitelijke informatie, gekleurde tekst is
fictief.
|